zondag 25 oktober 2009

To his coy mistress by Andrew Marvell (1621- 1678)

To His Coy Mistress
Had we but world enough, and time,
This coyness, Lady, were no crime
We would sit down and think which way
To walk and pass our long love's day.
Thou by the Indian Ganges' side
Shouldst rubies find: I by the tide
Of Humber would complain. I would
Love you ten years before the Flood,
And you should, if you please, refuse
Till the conversion of the Jews.
My vegetable love should grow
Vaster than empires, and more slow;
An hundred years should go to praise
Thine eyes and on thy forehead gaze;
Two hundred to adore each breast,
But thirty thousand to the rest;
An age at least to every part,
And the last age should show your heart.
For, Lady, you deserve this state,
Nor would I love at lower rate.

But at my back I always hear
Time's wingèd chariot hurrying near;
And yonder all before us lie
Deserts of vast eternity.
Thy beauty shall no more be found,
Nor, in thy marble vault, shall sound
My echoing song: then worms shall try
That long preserved virginity,
And your quaint honour turn to dust,
And into ashes all my lust:
The grave's a fine and private place,
But none, I think, do there embrace.

Now therefore, while the youthful hue
Sits on thy skin like morning dew,
And while thy willing soul transpires
At every pore with instant fires,
Now let us sport us while we may,
And now, like amorous birds of prey,
Rather at once our time devour
Than languish in his slow-chapt power.
Let us roll all our strength and all
Our sweetness up into one ball,
And tear our pleasures with rough strife
Thorough the iron gates of life:
Thus, though we cannot make our sun
Stand still, yet we will make him run.


Dit liefdesgedicht, eigenlijk een verleidingsgedicht, behoort nog altijd tot de zeer populaire gedichten uit de Engelse literatuurgeschiedenis. De dichter probeert zijn verlegen, bedeesde ('coy') geliefde ertoe te bewegen op korte termijn met hem het bed te delen. Hij doet dit via een korte en zeer logisch klinkende argumentatie, met gebruikmaking van humor en ironie. Marvell wordt gerekend tot de 'groep' van Metaphysical poets, en hij past inderdaad de door hen gebezigde conceits toe in het gedicht.

Het gedicht is ingedeeld in drie delen, waarin de dichter op bondige wijze zijn redenering opbouwt: "Stel dat...", "Maar zo is het niet...", "En dus...".

Het gedicht opent met de beroemd geworden woorden "Had we but world enough and time", waarin wordt gesteld dat als men over het eeuwige leven zou beschikken, men ook alle tijd had om de liefde te doen opbloeien en geen haast hoefde te hebben om het ultieme doel te bereiken.

Het tweede deel toont echter de rauwe werkelijkheid: het leven is kort en als je er nu niet van geniet is het te laat. In het graf heb je niets meer aan je maagdelijkheid (The grave's a fine and private place, But none, I think, do there embrace.)

In het derde deel beoogt de dichter zijn doel zo snel mogelijk te bereiken: nu zijn we nog jong en moeten we van het leven genieten zo lang het nog kan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten