zondag 25 oktober 2009

La belle dame sans merci by John Keats


O what can ail thee, knight-at-arms,
Alone and palely loitering?
The sedge has wither’d from the lake,
And no birds sing.

O what can ail thee, knight-at-arms!
So haggard and so woe-begone?
The squirrel’s granary is full,
And the harvest’s done.

I see a lily on thy brow
With anguish moist and fever dew,
And on thy cheeks a fading rose
Fast withereth too.

I met a lady in the meads,
Full beautiful—a faery’s child,
Her hair was long, her foot was light,
And her eyes were wild.

I made a garland for her head,
And bracelets too, and fragrant zone;
She look’d at me as she did love,
And made sweet moan.

I set her on my pacing steed,
And nothing else saw all day long,
For sidelong would she bend, and sing
A faery’s song.

She found me roots of relish sweet,
And honey wild, and manna dew,
And sure in language strange she said—
“I love thee true.”

She took me to her elfin grot,
And there she wept, and sigh’d fill sore,
And there I shut her wild wild eyes
With kisses four.

And there she lulled me asleep,
And there I dream’d—Ah! woe betide!
The latest dream I ever dream’d
On the cold hill’s side.

I saw pale kings and princes too,
ale warriors, death-pale were they all;
They cried—“La Belle Dame sans Merci
Hath thee in thrall!”

I saw their starved lips in the gloam,
With horrid warning gaped wide,
And I awoke and found me here,
On the cold hill’s side.

And this is why I sojourn here,
Alone and palely loitering,
Though the sedge is wither’d from the lake,
And no birds sing.

La belle dame sans merci' is een ballade; een soort lied met een ritme erin. Het metrum bestaat uit jambes, maar bij de laatste regel van elke strofe ontbreekt dit metrum. Op deze manier wordt de nadruk op die versregels gelegd.

Het gedicht is afkomstig uit de periode de Romantiek. In deze periode stond gevoel centraal. Het ideaal was om de gevoelens direct te uiten zonder zich aan bepaalde regels te moeten houden. In dit gedicht zien we dat de gevoelens van de ridder centraal staan. Hij wordt verliefd op een vrouw en kan alleen nog maar aan haar denken. ' And nothing else saw all day long'

Naast emoties stond ook de verbeelding centraal. Er werd vaak geschreven over fee-achtige figuren en dromen. Ook in dit gedicht staat de droom centraal:
" In de eerste drie strofen spreekt een verteller een geharnaste, bleke en zwervende ridder aan. In de rest van deze ballade is deze ridder aan het woord, hij verklaart zijn lot. Hij is in de ban geraakt van een sprookjesachtige mooie vrouw. De ridder denkt dat de mooie vrouw van hem houdt. In haar elfengrot valt hij in slaap en in zijn droom wordt hij gewaarschuwd voor La belle dame sans merci (de mooie vrouw zonder genade). Als de ridder ontwaakt, bevindt hij zich op een kille heuvel, van de mooie betoverende vrouw geen spoor."
De ridder beseft dat de werkelijkheid en de droom niet te verenigen zijn en dat stemt hem zeer ongelukkig. Ook dat ongelukkige gevoel als gevolg van het besef dat zijn ideaal/verlangen nooit werkelijkheid zal worden is typisch voor de Romantische periode.

De ridder is een duidelijk voorbeeld van een romantisch personage. Romantische personages zijn vaak dolenden en zwervers met een groot onvervulbaar verlangen. Dat verlangen wordt vaak gesymboliseerd door een betoverend mooie, maar onbereikbare geliefde. De ridder wilde de betoverende vrouw de zijne maken, maar ontwaakt uit de droom en betovering bevind de ridder zich op een kille koude heuvel.


In de tiende strofe van dit gedicht wordt er door bleke vorsten en prinsen geroepen 'La belle dame sans merci hath thee in thrall!' (La belle dame sans merci maakte jou slaaf) Zij vertellen dus dat de geharnaste ridder door haar verleid is.

De vrouw praat in een vreemde taal (" And sure in language strange she said: I love thee true"), ze neemt hem mee naar een elfengrot en zingt een feeënlied. Daarnaast zoekt ze wortels en wilde honing voor hem. Dit zijn allerlei dingen die een gewone vrouw toch niet zomaar zou doen, het zijn hints die laten merken dat de vrouw meer is dan gewoon een mooie vrouw.

De verteller treft een bleke eenzame ridder aan die diep gekweld is. 'Lily' staat voor zijn bleke voorhoofd en de 'fading rose' geeft aan dat zijn wangen steeds minder rood worden. De verteller treft de ridder dus in gekwelde en een beetje koortsige staat aan.

Het is herfst in dit gedicht: de vogels zingen niet meer, de oogst is van het veld, de eekhoorn heeft zijn wintervooraad in geslagen en het gras is verdord. Het thema van dit gedicht is liefdesverdriet en de onverenigbaarheid van zijn verlangen. Hij leidt eronder dat de vrouw waar hij verliefd op was geworden hem verlaten had. De herfst staat voor vergankelijkheid: vergaan van kleuren en het vallen van bladeren. De herst past dus goed bij het thema.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten